Accountant met meerdere opdrachtgevers, hoofdelijkheid?

|
Auteur:
1 min
Regelmatig sta ik accountants bij in het incasseren van hun openstaande facturen. Steeds vaker zie ik opdrachtbevestigingen waarin meerdere (rechts)personen worden genoemd. Er wordt dan dus gezamenlijk opdracht gegeven voor het verrichten van bepaalde werkzaamheden. De vraag is of u als dienstverlener al deze opdrachtgevers zou kunnen aanspreken. En is elke opdrachtgever voor een gelijk deel aansprakelijk of zijn alle opdrachtgevers hoofdelijk verbonden? Wat is het verschil en zijn er haken en ogen?

In artikel 7:407 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat: “Indien twee of meer personen tezamen een opdracht hebben gegeven, zijn zij hoofdelijk tegenover de opdrachtnemer verbonden”. Concreet betekent dit dat u als accountant/opdrachtnemer tegenover iedere opdrachtgever het recht heeft op betaling van uw gehele vordering. Mocht één van de opdrachtgevers bijvoorbeeld failliet zijn, dan kunt u de gehele vordering ter verificatie aanmelden bij de curator, terwijl u dan nog steeds het recht heeft om de andere opdrachtgevers aan te spreken voor de gehele vordering. Als echter één opdrachtgever betaalt, dan wordt de vordering op alle andere opdrachtgevers met het betaalde bedrag verminderd. Over het algemeen zult u er dus voor kiezen om de opdrachtgever aan te spreken die het meeste verhaal biedt.

Tussen de opdrachtgevers onderling bestaat echter ook een rechtsverhouding, waar de opdrachtnemer in beginsel niets mee te maken heeft. Het voert te ver om daar in dit kader nader op in te gaan, maar in de kern komt het erop neer dat zij in principe allemaal een gelijk deel van de vordering moeten dragen, dus regres kunnen nemen op de andere opdrachtgevers indien zij meer hebben betaald dan hun deel.

Deze wettelijke grondslag voor hoofdelijkheid bestaat al enige tijd, maar contractueel kan ook één en ander worden afgesproken. In algemene voorwaarden van accountants kom ik vaak tegen dat meerdere opdrachtgevers hoofdelijk verbonden zijn voor hun eigen en elkaars schulden. In zekere zin is die contractuele bepaling overbodig, omdat de wet die mogelijkheid al biedt, maar er kunnen nadere afspraken worden gemaakt die in het voordeel van de opdrachtnemer (accountant) zijn.

Tot slot zou ik nog graag even stilstaan bij artikel 1:88 BW. Hierin staat dat een natuurlijk, gehuwd persoon, bij het aangaan van een overeenkomst die ertoe strekt dat hij zich als hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, de toestemming van zijn echtgenoot of echtgenote nodig heeft. Dit is bedoeld ter bescherming van het woonmilieu van die opdrachtgever en zijn familie. Om zeker te zijn dat er geen probleem ontstaat kan de partner mee tekenen, maar dit is lang niet altijd nodig en/of wenselijk. Voordat een dergelijke overeenkomst wordt aangegaan is het wellicht slim om advies in te winnen, want er zijn aardig wat uitzonderingen op de regel.

mr. T.M. van Berkel