Afkoelingsperiode in faillissement

|
Auteur:
1 min
Onlangs kregen meerdere van onze modecliënten te maken met het faillissement van een grote Nederlandse schoenenketen. Bijzonder aan dit faillissement was de op initiatief van de curator afgekondigde afkoelingsperiode.

Maximaal twee maanden, met kans op verlenging, krijgt een curator dan de tijd om onder andere een doorstart te onderzoeken. De praktijk leert echter, dat zo’n afkoelingsperiode vooral wordt gebruikt om de onderneming tijdelijk te kunnen voortzetten. Alsof er niets is gebeurd. Zo ook in dit faillissement.

De filialen bleven gewoon open. Na ongeveer een maand werd duidelijk dat er helemaal geen doorstart ging komen. Er werd door de curator toegewerkt naar een laatste weekend waarbij vanuit een beperkt aantal filialen een finale verkoop zou plaatsvinden, soms met fikse kortingen.

Dit betekende wel, dat onze cliënten al die tijd niet bij hun geleverde schoenen en kleding konden. Ongeacht of ze nu wel of niet onder eigendomsvoorbehoud hadden geleverd.

Samen met de collega-advocaten van ons kantoor die in de dagelijkse praktijk zelf ook curator zijn, hebben wij een flink robbertje gevochten met de curator van de schoenenketen. Inzet van de strijd? Bewijzen dat er sprake was van een rechtsgeldig bedongen eigendomsvoorbehoud en/of recht van reclame. Verwachte opbrengst: 100% betaling van alles dat tijdens de afkoelingsperiode was verkocht en het recht om -zoals in een ‘normaal’ faillissement – de overgebleven spullen terug te halen. Het alternatief was namelijk dat de opbrengst op de grote hoop terecht zou komen en enkel ten goede zou komen aan de bevoorrechte schuldeisers waaronder, jawel, de curator.

De strijd is uiteindelijk geheel of gedeeltelijk in het voordeel van onze cliënten beslecht en hiermee is de schade meer of minder beperkt gebleven. Een deel van de zaken moest 100% door de curator betaald worden en onze cliënten mochten zelf beslissen wat zij met de overgebleven spullen wilden doen. En zo gebeurde het dus dat een aantal van onze cliënten alsnog met een of meerdere vrachtwagens op pad ging om de overgebleven kleding en schoenen op te halen. De andere cliënten hebben een gegarandeerd percentage aangeboden gekregen van de curator, nog voordat de schoenen en kleding in het finaleweekend waren verkocht.

Kortom: wij hebben de schade voor onze cliënten maximaal weten te beperken.

Helemaal af is dit verhaal nog niet. Nog steeds zitten wij de curator achter zijn broek om een deugdelijke administratie af te geven. Welke voorraad was aanwezig toen het faillissement werd uitgesproken en wat is er uiteindelijk verkocht? Wij ‘missen’ nog steeds een paar schoenen. Wordt vervolgd.