Persoonlijke aansprakelijk bij ontijdige melding betalingsonmacht

|
Auteur:
2 min
Goed geïnformeerde bestuurders weten dat indien hun bedrijf niet in staat is om omzetbelasting te betalen zij daarvan melding moeten maken bij de Belastingdienst (art. 36 lid 2 Iw 1990). Desalniettemin zijn er maar weinig bedrijven die ook daadwerkelijk melding maken van betalingsonmacht. Voor de bestuurders bestaat hier echter wel een groot risico. Indien het bedrijf de belastingschuld uiteindelijk niet kan aflossen (bijvoorbeeld bij faillissement), zal de Belastingdienst de bestuurders in privé aanspreken voor het restant van de onbetaalde belastingschuld.

De melding van betalingsonmacht dient te worden gedaan indien de omzetbelasting niet kan worden voldaan, maar tevens in het geval de loonbelasting, accijns, verbruiksbelasting voor alcoholvrije dranken, pruimtabak of snuiftabak, kansspelbelasting of een van de artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen (belasting op leidingwater, kolen, energie en verpakkingen) niet kan worden voldaan (art. 36 lid 1 Iw 1990). De meldingsplicht geldt daarbovenop nog voor naheffingsaanslagen alsmede voor de omzetbelasting (btw) die ten onrechte is vermeld op de factuur (art. 37 Wet OB 1968; Hoge Raad 21 januari 2011).

De melding moet uiterlijk twee weken na de dag waarop de belasting behoort te zijn afgedragen te worden gedaan aan de Belastingdienst. Dit dient schriftelijk te gebeuren. Indien de Belastingdienst ernaar vraagt dienen nadere inlichtingen (en stukken) te worden gegeven.

Indien geen sprake is van een tijdige en rechtsgeldige melding wordt vermoed dat de bestuurder persoonlijk aansprakelijk is (art. 36 lid 4 Iw 1990). Dat brengt kortweg mee dat de bestuurder uit eigen zak de niet-betaalde belasting zal moeten betalen. Dit kan de bestuurder enkel voorkomen indien hij of zij aannemelijk maakt dat de reden van de late melding niet aan hem of haar is te wijten. Er zijn maar weinig gevallen te bedenken die hieraan voldoen.

Let hierbij ook op het volgende. Indien de naheffingsaanslag wordt opgelegd na een bestuurswisseling, is in sommige gevallen de voormalige bestuurder aansprakelijk voor de belastingschuld bij geen of ontijdige melding. Dit is onder meer het geval indien de verschuldigde belasting de periode betreft dat de oude bestuurder nog bestuurder was van de vennootschap.

Het is voorts van groot belang duidelijk te zijn in de melding. Volgens het Hof Den Haag is de enkele boodschap aan de belastingdeurwaarder dat van een (tijdelijk) liquiditeitsgebrek sprake is, niet expliciet genoeg en is in dat geval geen sprake van een rechtsgeldige melding van betalingsonmacht (arrest van 30 november 2011).

Van belang is bovendien goed in de gaten te hebben wanneer nu sprake is van betalingsonmacht. Volgens de Hoge Raad is er immers al sprake van betalingsonmacht indien het bedrijf wel over voldoende liquide middelen beschikt om de belastingschuld te betalen, maar deze gelden niet aanwendt om de belastingschuld te voldoen, bijvoorbeeld om door deze middelen te gebruiken om andere schuldeiseres af te lossen (arrest van 4 februari 2011). Met andere woorden, de enkele niet-betaling van de verschuldigde belasting is beslissend voor de betalingsonmacht. Je kunt derhalve maar twee kanten op: óf de belasting tijdig betalen óf een (juiste) melding maken van betalingsonmacht.