Retentierecht werknemer bij faillissement

|
Auteur:
2 min
Per faillissement verliezen gemiddeld 7,5 werknemers hun baan. Gezien het grote aantal faillissementen worden dan ook steeds meer werknemers met het faillissement van hun werkgever geconfronteerd. Vrijwel altijd zal de curator kort na het faillissement tot opzegging van de arbeidsovereenkomst overgaan. Het UWV zal in dat geval enkele financiële verplichtingen van de werkgever overnemen. Dit betreft maximaal 13 weken loon van vóór het faillissement, de pensioenpremies en vakantiedagen tot 1 jaar voor het faillissement en het salaris over de opzegtermijn (maximaal zes weken) van ná datum faillissement. De vorderingen die niet worden overgenomen door het UWV, kunnen door de werknemer slechts als vordering in het faillissement worden ingediend.

Het is niet altijd nodig dat de werknemer voor de voldoening van zijn restantvordering enkel afwacht wat het faillissement (en het UWV) zal brengen. Niet zelden is aan werknemers het gebruik van een auto of ander materieel verschaft. In beginsel moeten deze zaken aan de werkgever worden afgegeven, maar zolang het loon niet is uitbetaald kan dit afgeven worden opgeschort. Het opschorten van de verplichting een zaak af te geven wordt ook wel het uitoefenen van het retentierecht genoemd. Indien de zaak, zoals een auto, eigendom is van de gefailleerde werkgever, kan dit retentierecht ook tegen de curator worden ingeroepen. Als de auto eigendom is van een derde, zoals een leasemaatschappij, kan het doorgaans ook tegen deze derde worden ingeroepen. Door het uitoefenen van dit retentierecht wordt de kans vergroot dat alsnog de hele vordering wordt voldaan. Met name zal dit het geval zijn indien de zaak eigendom is van een derde en het retentierecht alleen tegen deze derde wordt ingeroepen.

In de meest voorkomende situatie zal het retentierecht betrekking hebben op een leaseauto. Indien sprake is van operationele lease is de auto eigendom van de leasemaatschappij. In dat geval gelden de “gewone” regels van retentie, waarbij eerst een vonnis tegen zowel de werkgever als de leasemaatschappij dient te worden verkregen, voordat tot openbare verkoop kan worden overgegaan. Indien er sprake is van financiële lease zal de auto veelal ook eigendom zijn van de leasemaatschappij. Ook is het mogelijk dat de auto eigendom is van de werkgever, waarbij ten behoeve van de leasemaatschappij een pandrecht op de auto is gevestigd. In een dergelijk geval kan de curator de auto opeisen en deze verkopen, waarbij hij de belangen van de retentor/werknemer behartigt. Aan het behartigen van deze belangen hangt echter een flink prijskaartje. Op de verkoopopbrengst wordt de omslag in de kosten van het faillissement in rekening gebracht. In de meeste faillissementen betekent dit dat zowel de werknemer als de leasemaatschappij met lege handen staan.

Dit is te voorkomen door tijdig goede afspraken te maken kunnen de werknemer en de leasemaatschappij de curator buiten beeld houden. Een werknemer doet er dan ook goed aan om meteen richting de leasemaatschappij het retentierecht in te roepen en afspraken te maken, zodat dit recht niet tegen de curator hoeft te worden ingeroepen. De leasemaatschappij doet er goed aan zo snel mogelijk rechtstreeks met de bestuurder van de auto goede afspraken te maken, zodat meedelen in de kosten van het faillissement wordt voorkomen.